Hoe help je mensen met pijn van hun bewegingsangst af? (mijn verhaal)

1979. Mijn vader zegt: ‘Mendy, het is de hoogste tijd dat je leert fietsen. Je bent zéven. Zelfs je broertje fietst al zonder zijwieltjes. Vandaag gaan we oefenen, en we stoppen pas als je het kunt.’

Hij pakt mijn fiets uit de schuur en neemt me mee naar het grasveld. ‘Je moet gewoon blijven trappen. Zó moeilijk is dat niet.’ Hij duwt me aan. Ik fiets twee meter. Dan val ik over een hobbel. ‘Kom op, nog een keer.’

Ik doe mijn best, maar als ik door een kuil fiets, ga ik onderuit. Ik sta huilend op. Ik wil naar huis, maar mijn vader is onverbiddelijk: opnieuw.

Die middag leer ik fietsen. Niet van harte, maar ik leer het wel.    

Dus je had een hekel aan fietsen?

Nou, niet alleen aan fietsen. Ik had een hekel aan bewégen. Ik liep zomaar tegen paaltjes aan. Ik struikelde over losliggende stoeptegels. Ik gleed uit over natte bladeren.

Gym op school was een drama. Ik kon niet bokspringen, ik ving nooit de bal, en met tikkertje was ik als eerste af. Tot het einde van mijn middelbare schooltijd vermeed ik sporten.

En toen?

1990. Bewegen Op Muziek op het Universitair Sportcentrum in Nijmegen. Uit de boxen klinkt Kids in America. Tientallen studenten rennen rondjes. In het midden van de zaal staat een podium, dat is leeg. Ik sta in de deuropening: zal ik meedoen? Niemand let op mij, vooruit dan. 

Aan het begin van het tweede nummer stapt een man het podium op. Hij zwaait met zijn armen. Hij schudt zijn benen los. Hij schreeuwt af en toe iets onverstaanbaars naar de groep. Het maakt niets uit, we doen hem gewoon na.

Er volgen nog 13 nummers. We springen op Rainbow in the sky, we doen sit-ups op No diggity en we rennen weer rondjes.

Het is geweldig. Bewegen op muziek is een makkie. Zó is sporten leuk.

BOM met Pieter Smits, 1991

Zelfspraak

In de jaren ’70 valt het tennisleraar Timothy Gallwey op dat zijn spelers met zichzelf praten. Vanaf de zijlijn hoort hij opmerkingen als: ‘Kom op, sukkel, die had je kunnen hebben. Yes, puntje voor mij. Verdorie, hou je pols dan ook recht.’

Dat commentaar dóet iets met zijn spelers: ze fronsen hun wenkbrauwen, ze persen hun lippen op elkaar, ze verstevigen hun greep. Gallwey concludeert dat zelfspraak leidt tot faalangst. En faalangst laat het lichaam verkrampen.  

Niet alleen tennissers praten tegen zichzelf. We doen dat allemaal. Ik ook. Sporten was een no-go voor mij, want dat kan ik niet, daar heb ik geen aanleg voor. Maar bij het Bommen zwijgt dat stemmetje. Ik beweeg zonder me af te vragen of ik het goed doe. Zonder me zorgen te maken over de mening van anderen. Ik voel me vrij. Dit kan ik wél.

En dan word je ineens sportdocent?

Niet zomaar ineens. Ik maakte braaf mijn studie Bedrijfscommunicatie af. Maar er is wel een zaadje geplant.

1997. Ik heb mijn aerobicsdiploma en ik sta óp het Bom-podium. Ik ben trots. Het is voor mij zo klaar als een klontje: dit is mijn toekomst. Nu ik bewegen eenmaal leuk vind, ga ik er niet meer mee stoppen. Ik word sportdocent en fysiotherapeut.

2008. Een pilatesles bij Pilates Pontanus. ‘Mendy, hou je schouders laag. Scoop je buikspieren en maak je rug rond. Verleng je benen. Laat je achterover vallen en kom terug door nóg meer te scoopen.’

Desirée praat me door de open leg rocker. Vreselijke oefening. Je rolt achterover en dan moet je je balanspositie hervinden. Het lukt me niet. De teaser, de roll-over en de jack knife lukken me ook niet. Terwijl anderen het wél kunnen.

Begin je weer aan jezelf te twijfelen?

Het sluipt erin. Hoe meer ik mijn best doe, hoe onhandiger ik word. Er moet iets gebeuren.

2010. Ik volg een Alexanderles bij Nadia Kevan. Ze vraagt wat ze voor me kan doen. 
‘Ik doe pilates op intermediate level, maar ik wil naar een advanced level.’
‘Waarom wil je beter worden?’, vraagt Nadia. ‘Ben je nog niet goed genoeg, dan?’

Ze laat me stilzitten op een stoel en ze vraagt me te voelen: mijn voeten, mijn schouders, mijn handen, mijn hoofd. Dat is knap lastig, want ik denk alleen maar: ‘Wat ben ik nou aan het doen? Wanneer mag ik weer bewegen? Ik snap er niks van. Maar om haar niet teleur te stellen, volg ik de aanwijzingen zo goed mogelijk op.

Een half uurtje later zijn we klaar. ‘Bel me maar als je nog een les wilt’.

Ik loop naar mijn auto. Ik hoor de vogels fluiten. Ik voel de warmte van de zon. Ik wil niet meteen wegrijden, dus ik loop een rondje door de wijk. Het duurt even voordat het tot me doordringt: ik voel me goed.

Zes jaar later ben ik Alexanderleraar.

Wat hebben Bommen en de Alexander Techniek met elkaar gemeen?

Ze halen je uit je hoofd. Als ik spring op Whatever it takes, dan hoor ik de muziek en denk ik nergens aan. Als ik stilzit en me focus op de grond onder mijn voeten, denk ik ook nergens aan. Mijn geest is stil.

Je gedachten bepalen hoe je bewegen beleeft. Als je twijfelt aan jezelf, kun je niet genieten. Bewegen is leuk als je er niet bij nadenkt.

En nu?

Nu leer ik jou hoe je de twijfels in het hoofd van je patiënten laat verdwijnen. Nieuwsgierig? Doe mee met de workshop lesgeven en ervaar het zelf.

5 maart 2024


Wil je het blog in je inbox? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief.


<