Waarom je luie sporters wil koesteren

Ze staat op het podium, midden in de spotlight. Haar haren zitten in een dikke vlecht, haar roze hempje is nat van het zweet. Ze stuurt de dumbells naar voren terwijl ze haar knieën buigt. ‘Kom op dames, we kunnen dit!’
Ik sta achteraan. Het lijkt alsof ik meedoe, maar ik ben aan het sjoemelen. Ik strek mijn armen niet door en ik buig mijn knieën minimaal. Als ik denk dat de juf niet kijkt, schei ik er helemaal mee uit.
In sport ben ik geen doorzetter
Ik heb een hekel aan pijn. Als mijn benen branden, stop ik. Als ik begin te hijgen, idem dito. En als ik het idee heb dat ik de groep niet kan bijhouden, dan begín ik er niet eens aan.
Ik ben een luie sporter.
Met motiverende woorden maak je mijn tegenzin alleen maar groter
Denkt een docent nou écht dat ik harder ga werken als ze me opjut? Pfoe. Ik dacht het niet.
In de 20 jaar op het Radboud Sportcentrum heb ik de nodige bijscholingen gehad. Veel fitness trends kwamen voorbij: bosu, kangoo jumps, kick fun.
Hoewel ik me altijd verheugde op die sessies, liepen ze vaak op een teleurstelling uit. De oefeningen waren te moeilijk, het tempo lag te hoog. Ik bleef achter bij de rest.
Ik herinner me een scholing in krachttraining. Na de warming-up spreek ik mezelf streng toe: ‘Mendy, dit is bekend terrein, vandaag doe je gewoon mee. Je kunt het!’
Een dag later ben ik ziek van de spierpijn.
‘Waarom wordt zo’n watje sportdocent?’, vraag jij
Misschien wel om te bewijzen dat je geen bikkel hoeft te zijn om lekker te sporten. Wie heeft bepaald dat trainen afzien is?
Kijk, de meeste sportdocenten doen niks liever dan hun grenzen verleggen. Ze lopen de marathon van Rotterdam, ze fietsen de Joop Zoetemelk Classic – naast hun actieve sportlessen. Van hun deelnemers verwachten ze dezelfde inzet: pijn is toch fijn? Maar ze vergeten dat we niet allemaal hetzelfde zijn.
De fanatieke sporters vinden het leuk om tot het naadje te gaan. Ze willen voelen dat ze wat gedaan hebben, ze laten zich graag opzwepen. Maar de recreatieve sporters missen die drive. Zij willen gewoon een uurtje lekker bewegen. That’s all.
Dan heb je ook nog mensen met klachten. Zij kúnnen niet vrij bewegen, al zouden ze willen. Als je die met een zweep aanjaagt, komen ze nooit meer terug.
Kortom, je kunt niet alle sporters over één kam scheren.
En je kunt ze niet allemaal op dezelfde manier trainen
Ik kan me niet meten aan het niveau van de docent op het podium. Ze vraagt teveel van me, ik geef het op. Dat deed ik op school ook, als de gymleraar me over een bok wilde laten springen. Ik nam wel een aanloop, maar op het laatste moment boog ik af.
Je kunt me niet dwingen.
Je kunt het me wel vragen. En als je me helpt, ben ik best bereid een uitdaging aan te gaan. Maar ík bepaal het tempo, en ík bepaal wanneer ik stop.
De vriendelijke aanpak
Als onzekere sporter heb ik behoefte aan begrip en ondersteuning. Aan een docent die geduldig is, me vertrouwen geeft, en me opvangt als ik val. Zoals mevrouw Wethmar op de middelbare school. Ze liet me bokspringen vanaf de plank. Ze stond naast de bok en ze had mijn arm stevig vast. Zó lukte het wel.
Iedereen kan bewegen. Ongeacht blessures, onzekerheden, of een slechte conditie. Maar leg het accent dan niet op iemands tekortkomingen. Ga aan de slag met wat ze kan. Dát is de essentie van compassionate coaching.
Nieuwsgierig?
Ik laat het je graag ervaren. Neem contact op en we maken een afspraak voor een proeftraining of een workshop.
De nieuwsbrief in je inbox? Schrijf je in.