Hoe leg je de innerlijke criticus het zwijgen op? (bij tennis en total workout)

‘Maak je rug mooi lang. Span je buik een beetje aan. Hou je borst op. Niet die schouders omhoog laten komen. Probeer de beweging vloeiend te maken. Adem door.’

Je praat je groep door de lunges. Nauwgezet benoem je de do’s en de don’ts. Je deelnemers waarderen dat, ze hebben het gevoel dat ze in goede handen zijn.

In de jaren ’70 doet Tim Gallwey precies hetzelfde – maar dan met tennis. Als Pete zijn volley oefent, zegt Gallwey: ‘Buig je knieën. Lift je hielen van de grond. Hou je ellebogen vóór je lichaam. Breng je racket op ooghoogte. Zorg dat je niet uit je pols slaat.’ Pete klemt zijn kaken op elkaar, hij fronst zijn wenkbrauwen, hij knijpt in zijn racket en.… hij mist de bal.

Pete krijgt het tennissen maar moeilijk onder de knie. Datzelfde geldt voor Susan, Jack, Mike en Steve. Hoe meer aanwijzingen ze krijgen, hoe minder dat het lukt. Waar zítten ze toch met hun hoofd?

Het is de kernvraag van The inner game of tennis, het boek waarmee Gallwey het fundament legt voor de sportpsychologie.  

Waar denkt een speler aan als de bal op hem afkomt?

In gedachten herhaalt een speler de instructies van zijn leraar: ‘Knieën los, racket laag, pols recht.’ En hij geeft zichzelf feedback, soms zelfs hardop: ‘Sukkel, hou je pols nou recht. Die had je makkelijk kunnen hebben. Goed zo, en nou nóg een keer!’ Na elke actie volgt er commentaar. Een tennisser praat met zichzelf.

Maar wie praat er dan met wie?

Als Gallwey die vraag stelt, geven zijn spelers allemaal hetzelfde antwoord: ‘Ik praat met mezelf.’ Kennelijk zijn ik en mezelf  twee verschillende persoonlijkheden.

Gallwey geeft ze een naam. Ik = Zelf 1. Mezelf = Zelf 2.

Zelf 1 is de prater, de coach, degene die weet hoe het moet: de mind. Zelf 2 is degene die de baan op stapt en tennist, de speler: de body.

Zelf 1 denkt dat hij het beter weet dan Zelf 2. Hij instrueert en evalueert. Hij baalt als Zelf 2 faalt, hij is blij als Zelf 2 het goed doet. Maar heeft Zelf 2 eigenlijk wel instructies nodig?

Zelf 2 is je lichaam, dat functioneert onbewust en automatisch. Kijk maar naar de bloedsomloop, de spijsvertering en de ademhaling: het regelt zichzelf. Waarom zou het voor bewegen anders zijn? Je denkt toch niet na als je een fles melk uit de koelkast pakt, de trap afloopt, of de uien voor de spaghetti snijdt – je dóét het gewoon. Waarom zou je dan wel nadenken over een volley?

Gallwey raakt ervan overtuigd dat je sneller leert tennissen als de mind zich er niet mee bemoeit. Het lichaam leert spelenderwijs, met vallen en opstaan. Zo leren kinderen lopen, en zo kunnen volwassenen leren tennissen. Maar dan moet de interne dialoog stoppen.

Hoe brengt hij de stem in het hoofd van zijn spelers tot rust?

Hij zet de zintuigen op scherp. Hij zegt: ‘Luister naar de stuit van de bal op de baan. Voel het racket in je hand. Kijk naar de naden van de bal.’ Als de speler dáár op let, heeft hij geen tijd om na te denken.  

Gallwey laat de do’s en de don’ts volledig los en hij stapt over op kijk, luister en voel. In het onderstaande filmpje laat hij zien hoe hij dat aanpakt.

Maar Gallwey doet nog méér

Hij stopt met corrigeren. Helemaal. En dat is lastig voor een docent.

Gallwey wil dat zijn leerlingen op zichzelf leren vertrouwen. Als hij ze wijst op de fouten die ze maken, leidt hij ze alleen maar af. Ze kijken naar hém, en niet langer naar zichzelf. En hun Zelf 1 gaat zich er weer mee bemoeien. Daarom onthoudt hij zich van commentaar. Hij ziet de fouten wel, maar hij benoemt ze niet. Ze verdwijnen uiteindelijk vanzelf.

Wat is het voordeel van Gallwey’s manier van lesgeven?

Sporten is leuker als je er niet bij nadenkt. Je bent niet bang om fouten te maken. Je maakt je geen zorgen over je progressie. Je vraagt je niet af of je goed genoeg bent. Je bent daar gewoon niet mee bezig – het is stil in je hoofd.

Oké, dat wil ik ook. Maar wat zég ik dan tegen mijn deelnemers?

Weet je nog, de uitleg van de lunges? Die klinkt ongeveer zó als je Gallwey’s manier gebruikt:

‘Zet je linkervoet naar achteren. Voel de lengte van je lichaam. Buig je rechterknie. Voel dat je hoofd omlaag gaat. Als je hoofd omhoog komt, voel je dat je knie zich strekt. Voel de beweging in je rechter enkel. Volg het traject dat je handen afleggen.’

Je blíjft praten. Je verlegt de aandacht van het hoofd naar de voorste knie, of naar de achterste knie, of je maakt de sporter attent op de buiging in zijn rechter heup. Het maakt niks uit waar je de sporter naar laat kijken, zolang hij zich maar bewust blijft van zijn lichaam. Dát is jouw taak. En dat is hard werken.

Kortom

Wees niet de docent die zijn leerlingen wel even vertelt hoe het moet. Wees degene die zijn sporters laat zien dat ze veel meer kunnen dan ze denken.

Wil je hulp bij het veranderen van je les-strategie? Neem contact op, dan gaan we samen aan de slag.


Iedere twee weken de nieuwsbrief in je mailbox? Schrijf je in.

<